Mijn blog over sport kruimels op tafel
koffiekoeken de koers het leven een lekke band
Omdat het "Movember" is...
God, wat zagen we er lelijk uit in 1984.
We droegen lange, groene regenjassen, tot bovenaan dichtgeknoopt. Met erronder: donkergrijze broeken, en zwarte schoenen, met veters, net dezelfde als die van grootvader. En van vader en van oom. Wie een bril droeg, droeg een grote bril. We kochten ze in collecties zonder naam.
Geen idee hoe dat kon, zo lelijk: het was gewoon zo. De mode maakte de gekste sprongen, de mode hield het even voor bekeken, dat jaar. Even een seizoen of twee overgeslagen. Zullen we het daar op houden? Vind ik een goede afspraak. Het lag niet aan onszelf.
Neen, we zagen er niet op ons best uit, toen.
We luisterden naar Cyndi Lauper (echt?), Dolly Dots ('She's a Liar!'), Danny De Munck ('Ik voel me zo verdomd alleen'!!), Pat Benatar (juist: Pat Benatar. Erger moest het niet worden. 'Love is a Battlefield'. Stel je voor.), Frankie goes to Hollywood. En Wham!
Werk was er niet. Of toch: in tijdelijke statuten, als gesubsidieerde werkloze, als "Biezonder Tijdelijk Kader". Het werd een vaste vraag onder de jonge professionals, vers afgestudeerd, klaar om er iets van te maken. "En? Al werk? Neen. Of toch, voor even. Als Biezonder Tijdelijk Kader."
Wat een jaar, 1984.
En dan werd het toch nog zomer. En Olympische Spelen, in Los Angeles. Van 28 juli tot 12 augustus vergaten we dat het crisis was.
Op 3 augustus lagen we met een bende vrienden languit in de zetel. Ze vertelden op de televisie dat er straks nog baanwielrennen was. Zou het kunnen dat het een stuk in de nacht was? Mocht er zich iets speciaals voordoen op de piste, dan zouden ze wel overschakelen, meldden ze.
Want uiteindelijk reden er in de puntenkoers toch twee Belgen mee: Rudy Ceyssens en Roger Ilegems. Hun tegenstanders: Jörg Müller, Juan Curuchet, Glenn Clarke, Dirk Jan Van Egmond, Uwe Messerschmidt, José Youshimatz, Brian Fowler. Kent u ze nog?
We lummelden maar wat rond, die avond. We hadden de hele dag niets gedaan. En morgen hadden we ook niets te doen. En dan gebeurde het: ze schakelden vanuit Brussel over naar de baan. Want er was nieuws. Patrick Sercu - een grootheid uit het wielrennen, winnaar van groene truien, zesdaagsen en Olympische titels - schreeuwde zich langs de kant van de piste schor. Hij was in Los Angeles als coach van de baanwielrenners.
Het was aan het gebeuren. Roger Ilegems was op weg naar goud. Roger was een van ons: met onmodieus haar - type nekmatje -, niet piekfijn uitgedost. Een jongen zoals we ze elke dag opnieuw tegen het lijf liepen aan het stempellokaal. Een gewone gast. Niets mis mee, natuurlijk.
En hij had een snor. Of beter: hij had een snorretje. Nog niet volgroeid, alsof de snor zelf nog niet beslist had wat het nu eigenlijk zou gaan worden. Maar hij was er wel. Zoals dat ook bij ons - alle zeven de vrienden - het geval was.
Roger - uit Hemiksem - triomfeerde. Hij had goud, hij was god in België. Hij werd gevierd in zijn dorp, hij was een held. Maar Roger was pas 22 jaar. En beter kon het dus niet meer worden. Roger had zijn hoogtepunt al bereikt. Want wie kan dat zeggen: Olympisch kampioen op z'n 22ste? Hij werd drie jaar later nog eens derde op het WK puntenkoers, won twaalf wedstrijden, ook op de weg, en bleef prof tot 1991. Dan was het afgelopen.
Roger was sympathiek, maar viel tussen de plooien van het leven. Hij raakte vergeten. Hij werd een gewoon man, werd (te) zwaar, liet zich opereren en bezweek bijna aan complicaties.
1984: het jaar van het snorretje van Roger.
En van Marc, Luc, Dirk, Mark, Jean, Luk, Wim en alle andere Biezondere Tijdelijke Kaders.