Mijn blog over sport kruimels op tafel
koffiekoeken de koers het leven een lekke band
Margriet Van Damme uit de Bookmolenstraat in Wetteren wist op zondag 26 maart 1961, om vijf uur 's ochtends, nog niet dat het die dag de laatste keer zou zijn dat er in het voorjaar zoveel volk in haar café over de vloer zou komen. Ze was die dag zo vroeg uit bed gestapt met een lichte tinteling. Ze was opgewonden, vol verwachting. Haar café - het heette heel toepasselijk "Bij Magriet" - zou straks, vanaf de middag het middelpunt van het dorp worden. Ze had zware tonnen bier uit de kelder naar de toog gesleept, de droge worsten - in lange slierten - hingen al sinds vrijdagavond klaar aan het buffet. "Dat is hier één grote kermis, nog beter dan de echte in september", vertelde Margriet al weken op voorhand.
Maar het weer was guur, koud, winderig. Het voelde allemaal niet goed aan, die zondagochtend in Wetteren. Terwijl dit toch weer een hoogdag zou moeten worden, zoals elk jaar. Margriet had zo'n voorgevoel: er klopte iets niet.
Wetteren kreeg de Ronde van Vlaanderen al sedert 1928 op bezoek. Hoe ging dat in die tijd? De burgemeester, Joseph Duchâteau, was goede vriendjes met Karel Van Wijnendaele. En dus kon er wel een aankomst in Wetteren geregeld worden. Dat zou tien jaar het geval zijn, daarna zou de Ronde - vooruit, even het cliché "Vlaanderens Mooiste" - naar elders verhuizen. Maar de vriendschap was groot genoeg om de aankomst voor lange tijd in Wetteren te houden.
Het dorp leefde elk jaar opnieuw naar de dag van de aankomst toe. Al de eerste keer, in 1928, was er een massa volk. "Wel 25.000 man", zeggen de archieven. "Van het Felix Beernaertsplein tot de Jan Broeckaertlaan stonden ze tien rijen dik." Een half uur voor de koers het dorp binnenreed, was er de officiële wedstrijdwagen. Door het open raampje stak een begeleider drie vingers op. Een eenvoudig signaal: drie renners op kop, straks zijn ze hier.
Wetteren, dat was de Ronde. Dat was de dag voor Margriet Van Damme.
Eerst op de Jan Broeckaertlaan, op de kasseien. Dan op de Warandelaan en de Markt, afwisselend. En alle groten wonnen er: eerst Jan Mertens, dan Jef Dervaes. En later Rik Van Steenbergen, Briek Schotte, Achiel Buysse - twee keer, in zijn eigen dorp! -, Raymond Impanis, Wim Van Est, Louison Bobet, Fred De Bruyne, Rik Van Looy, Tuur De Cabooter. Namen uit een jongensboek.
En Fiorenzo Magni, natuurlijk. Drie keer op rij, van 1949 tot 1951.
In de krant van toen, in 1950, schreef Karel Van Wijnendaele: "Ja, dat is me nu weer ene ronde geweest, lijk we ze vroeger zagen! Ene zware, lastige Ronde, die alleen te winnen is, en maar kan gewonnen worden door een renner van groot formaat! Magni, een warm kind uit het zonnige Italië, die in het koude Noorden les komt geven: les in taaiheid om te volharden. ‘t Was zo koud op de Kruisberg! En ‘t is daar dat Magni wegliep! Hij is geen klimmer! Men zegt en schrijft het, ook in Italië. Maar ‘t is op de Kruisberg dat hij weg loopt! En daar staat Magni moederziel alleen in de wijde vlakte van een triestig Vlaanderen. Want het regent, het hagelt en ‘t is koud! Wat zal hij doen? Hij denkt niet en hij talmt niet! Hij rijdt voort en verder! Want ‘t is in de verte dat de zege ligt! In de verte en in de hoogte! Magni was moe! Hij was af! Maar hij won en hij was groot in zijn zege. Mag ik het belijden? Aan onverbiddelijke en ongenadige strijd, tegen wind en storm, en hagel en koude, ik heb er… mag ik? Ik heb nu zoveel grote en heerlijke dingen weer herinnerd. Die lelijke Ronde is
immers zo schoon geweest!" Veel uitroeptekens, zo schreef de journalist toen.
Maar neen, het voelde niet goed die zondag 26 maart 1961. Normaal zou de lente toch al wat in de lucht hangen. Margriet zag dat de eerste klanten - om negen uur 's morgens al - niet echt blij waren. Daarvoor was het buiten te kil.
Het bleef guur en koud. En de wind stak op: een stoot, meer niet. Maar het volstond. Het spandoek aan de aankomst werd weggerukt. Er was paniek. "We hebben geen aankomst meer!" En de renners waren in aantocht. Nino Defilippis, de Italiaan, en Tom Simpson, de Engelsman, met z'n tweeën. Ze waren op weg naar de Warandelaan. Ze waren er weer met vele tienduizenden, het was toch weer kermis geworden. De cafés zaten toch weer vol, de mannen werden dronken, de vrouwen kirden, in hun mooiste jurken. Margriet tapte pintjes, ze kon het nauwelijks bijhouden. "Van Looy is gevallen!", hadden ze haar verteld. "Van Looy heeft opgegeven, in Zottegem!!" Ze had geen tijd. Margriet tapte pintjes. Veel pintjes.
En straks waren ze daar.
Maar het voelde niet goed. Defilippis en Simpson gingen aan het spurten, op de tast. Waar was de aankomstlijn? Daar al? Of nog wat verder? Ze wisten het niet. Defilippis richtte zich op wat hij dacht de echte aankomst te zijn. Tom Simpson keek naar de man die met een vlaggetje aan het wapperen was. Simpson won. Alhoewel? Hij was wel eerst bij die man met de vlag, maar was Defilippis niet eerst bij wat een uur geleden nog de echte aankomst was? Het voelde niet goed: willen we ze alletwee tot winnaar uitroepen, klonk het bij de verhitte jury? Willen we ze opnieuw laten sprinten? Natuurlijk niet!
Tom won (uiteindelijk) de Ronde.
Een jaar later, in 1962, verhuisde de aankomst naar Gentbrugge.
Wetteren was de Ronde kwijt. Voorgoed.
Margriet Van Damme was een hoogdag kwijt.
De Ronde keerde nooit meer terug in Wetteren. Alleen in 2009 was er even een troostprijs. Wetteren werd "Dorp van de Ronde". Exact op het middaguur reden de renners, onder het luiden van de klokken, de Markt over. Oude mannen en vrouwen hadden tranen in de ogen, de cafés zaten vol. De inwoners van Wetteren stonden rijen dik.
Even waren ze weer jong. Even was de Ronde weer thuis.
Margriet was al jaren dood.
Tom Simpson won in Wetteren zijn eerste echt grote koers.
Enkele maanden later werd hij de eerste Brit die de gele trui droeg in de Tour.
Vijf jaar later stierf hij op de Ventoux.
Margriet Van Damme was mijn grootmoeder.